Vooropgesteld: ik besef me dat ik een geluksvogel ben: geen kinderen met enge, onbehandelbare ziektes of gedragingen die mijn nachtrust teisteren. Het opgroeien gaat bij ons – met een dipje hier en een butsje daar – eigenlijk zonder slag of stoot. Recht van spreken heb ik dus niet, verbazen doe ik me wel over de toename van salonfähige diagnoses zoals bijvoorbeeld ADHD. Het blijkt dat wij Nederlanders kampioen ‘speciale’ kinderen zijn; maar liefst ruim 5% van de schoolgaande kinderen ontvangt zijn of haar educatie op een speciale school. Ik vis dit cijfer uit een publicatie in Elsevier van maart dit jaar. Vijf procent kinderen, dat zijn er veel! Natuurlijk ben je als ouders blij als je in tijden van opvoedkundig zwaar weer ondersteuning krijgt in de vorm van diagnose en bijbehorende financiën (lees: hulp!). Maar hoe werkt dit op lange termijn? Dan blijkt dat een etiket, hoe prettig ook in de jeugdige jaren, de rest van het leven een remmende werking heeft. Remmend als het gaat om mogelijkheden en toekomstperspectief. Critici zijn het er over eens: dit is géén goede zaak. Zo jong en dan al klaargestoomd worden voor een uitkering die er in de toekomst misschien niet eens meer is! Zijn we met elkaar echt niet in staat om alternatieven uit te denken en aan te bieden?

4/3gGEqwnu6C46hQ6ugHk48BzvGKsnvjAQslNiWOjnfB6_xTJvHE9_BLQ