De ouders van Sara en Ruben zijn na hun scheiding eigenlijk op de oude voet doorgegaan. Met het uitspreken van de scheiding was er wel een einde aan het huwelijk gekomen maar niet aan de onverkwikkelijke ruzies.

Een ruzie kan door het minste of geringste ontbranden: te vroeg of te laat halen, niet op tijd op ouderavonden verschijnen, een dag te laat de alimentatie voor de kinderen overmaken. Uiteindelijk weet iedereen zich wel te schikken in deze manier van omgaan met elkaar. Het co-ouderschap pruttelt door, met z’n ups en downs. Totdat er een nieuw brandje ontstaat. Wat heet: een uitslaande fik. En ik mag komen blussen.

De eerste afspraak is bij de moeder van Sara (9) en Ruben (11). In de voortuin staat een bord ‘te koop’. Het klopt wel met de vraagstelling. Irene is namelijk verliefd. Tot over haar oren. En haar nieuwe liefde heeft haar – na een half jaar – officieel gevraagd om bij hem te komen wonen. Het heen en weer gereis vind hij helemaal niets. En laten we eerlijk zijn: zijn huis is mooier en hij betaald graag haar onderhoud voor een jaar. Daarna zal ze vast een leuke, nieuwe baan hebben gevonden. En haar kinderen… Nou ja. Die kunnen vast ook terecht bij hun vader. Van een weekje co-ouderschap op en af is toch ook makkelijk een twee-wekelijkse bezoekregeling te maken? En verhuizen is ook zo wat: nieuwe woonplaats, nieuwe school. Trouwens, zijn kinderen komen ook om het weekend. En dan is het fijn als ze hun eigen kamer gewoon kunnen houden. Irenes kinderen kunnen dan prima op matrasjes op zolder. Hij heeft er alle vertrouwen in. Irene ook. Weer geloven in de liefde, ze vind het heerlijk!

Fritz, de vader van Sara en Ruben, denkt er heel anders over. Van hem wordt nu verwacht dat een goed werkend systeem, week op – week af-co- ouderschap nu zo maar opeens wordt veranderd in een weekendregeling. En daar zit Fritz niet zo op te wachten. Het heeft voor hem, voor zijn werk en zijn sociale leven, directe gevolgen. En de liefde… Als hij de nieuwe vlammen van zijn ex-vrouw goed heeft geteld, dan komt hij nu op drie, vier? En dat in twee en een half jaar. Daar gaat Irene alles voor opgeven; haar baan, haar sociale leven en ook het dagelijkse contact met haar kinderen. Hij wil maar zeggen.

Noch Fritz, noch Irene heeft er  bij nagedacht dat ook Ruben en Sara een stem in deze grote en belangrijke keuze zouden moeten hebben. En dat is dan ook punt één op mijn agenda. Natuurlijk hebben ze wel iets meegekregen van alle op handen zijnde veranderingen. Maar als ze echt terug praten en vertellen dat ze hun moeder vreselijk zullen missen en eigenlijk niet willen dat ze gaat verhuizen, dan wordt hun vertelt dat het ‘best leuk gaat worden’, in die plaats, zo’n  125 km verderop.

Ze zijn een beetje giechelig, als die vreemde man aan de keukentafel het over deze situatie gaat hebben. De vriend van hun moeder vinden ze ‘best aardig’. Dat er regelmatig kijkers voor het huis zijn is natuurlijk niet leuk: hun kamers moeten steeds opgeruimd zijn.

De tranen komen echt als ze vertellen over hun sportclub. Van de trainer en coach hebben ze al gehoord dat ze afscheid zullen moeten nemen van hun team. Om de week een wedstrijd spelen, dat is voor een team te weinig. Vriendinnetjes van Sara mogen (en willen) niet mee, als ze een weekend naar hun moeder gaan. In de buurt hebben ze al eens rondgekeken. Alle kinderen zijn op zaterdag naar hun eigen clubjes. En ook in de nieuwe woonplaats van hun moeder zijn ze niet welkom bij een sportclub: niet aanwezig zijn bij de trainingen betekent ook niet meespelen.

Ruben heeft gehoord dat hij in het eerste mee mag gaan voetballen. Maar dan moet hij wel elke week aanwezig zijn.

De kinderen komen uiteindelijk tot de slotsom: als mamma verhuist, dan moeten ze kiezen. Of ze hun eigen leven willen blijven leiden en haar weinig of nooit meer zien, of dat ze overal op bezoek moeten gaan: thuis omdat ze nergens meer bijhoren en bij hun moeder omdat ze er nooit bij zullen gaan horen.

Hoe mooi kan de liefde zijn!

4/3gGEqwnu6C46hQ6ugHk48BzvGKsnvjAQslNiWOjnfB6_xTJvHE9_BLQ